8Laat mij weer vreugde en blijdschap genieten, En mijn beenderen juichen, die Gij hebt verbrijzeld;
9Bedek uw gelaat voor mijn zonden, En delg al mijn misdaden uit.
10Schep mij een zuiver hart, o mijn God, En leg in mijn boezem een nieuwe, standvastige geest;
11Verstoot mij niet van uw aanschijn, En neem uw heilige geest niet van mij weg.