34Blijf op Jahweh vertrouwen, En bewandel zijn wegen; Dan stelt Hij u in het bezit van het Land, En zult gij de verdelging der zondaars aanschouwen.
35Ik heb een zondaar gezien in zijn vermetele trots, Hoog als een Libanon-ceder;
36Ik ging voorbij: zie, hij was er niet meer; Ik zocht hem, hij was niet te vinden.
37Geef acht op den vrome en let op den brave: Het kroost van dien man leeft in vrede;
38Maar de zondaars gaan allen te gronde, De kinderen der bozen worden vernietigd.
39Jahweh is het heil van de vromen, Hun toevlucht in tijden van nood;