4Zo hangt er een floers voor mijn geest, En mijn hart is ontsteld in mijn borst.
5Ik denk terug aan de vroegere dagen, Overweeg wat Gij deedt; Ik peins over het werk uwer handen,
6En strek mijn handen naar U uit; Naar U smacht mijn ziel Als een dorstende bodem.
7Verhoor mij toch spoedig, o Jahweh, Want mijn geest gaat bezwijken. Verberg mij uw aangezicht niet, Anders word ik als die in het graf zijn gezonken;