2En aan de wilgen, die daar stonden, Hingen wij onze harpen op.
3Ja, daar durfden onze rovers Ons nog liederen vragen; En onze beulen: “Zingt ons vrolijke wijsjes Uit de zangen van Sion!”
4Ach, hoe zouden wij Jahweh’s liederen zingen Op vreemde bodem!
5Jerusalem, zo ik u zou vergeten, Ik vergat mijn rechterhand nog eer;