15Maar Farao in de Rode Zee heeft gestort met zijn heir: Zijn genade duurt eeuwig!
16Die zijn volk door de woestijn heeft geleid: Zijn genade duurt eeuwig!
17Machtige vorsten versloeg: Zijn genade duurt eeuwig!
18Beroemde koningen doodde: Zijn genade duurt eeuwig!
19Sichon, den vorst der Amorieten: Zijn genade duurt eeuwig!
20Og, den koning van Basjan: Zijn genade duurt eeuwig! En alle vorsten van Kanaän: Zijn genade duurt eeuwig!
21Die hun land ten erfdeel gaf: Zijn genade duurt eeuwig!