8Hij was het, die Egypte’s eerstgeborenen sloeg, Van mensen en vee;
9Die tekenen en wonderen deed in uw midden, Egypte, Tegen Farao en al die hem dienden;
10Die talrijke volken versloeg, En machtige koningen doodde:
11Sichon, den vorst der Amorieten, En Og, den koning van Basjan. Hij was het, die alle vorsten vernielde En alle koninkrijken van Kanaän;
12En die hun land ten erfdeel gaf, Tot bezit aan Israël, zijn volk.