13Uw Naam duurt eeuwig, o Jahweh, Uw roem, o Jahweh, van geslacht tot geslacht;
14Want Jahweh schaft recht aan zijn volk, En ontfermt Zich over zijn dienaars.
15Maar de goden der volken zijn zilver en goud, Door mensenhanden gemaakt:
16Ze hebben een mond, maar kunnen niet spreken; Ogen, maar kunnen niet zien;