155Het heil blijft ver van de bozen verwijderd, Want ze zoeken uw inzettingen niet;
156Maar uw barmhartigheid, Jahweh, is groot, Wek mij ten leven naar uw woord.
157Al zijn mijn vervolgers en vijanden talrijk, Van uw vermaningen wijk ik niet af;
158Het walgt mij, als ik trouwelozen aanschouw, Die uw geboden niet willen volbrengen.
159Zie, hoe ik uw bevelen liefheb, o Jahweh, Laat mij dan leven naar uw genade;
160Uw woord is een en al waarheid, En eeuwig houden al uw rechtvaardige voorschriften stand.
161Vorsten vervolgen mij zonder enige grond, Maar mijn hart is enkel beducht voor uw woord.
162Ik verheug mij over uw bestel, Als iemand, die rijke buit heeft gemaakt;
163Leugen en haat verfoei ik, Maar uw inzettingen heb ik lief.
164Zeven maal daags zing ik uw lof, Om uw rechtvaardige voorschriften;
165Die uw wet beminnen, genieten een heerlijke vrede, En struikelen nooit.
166Jahweh, ik smacht naar uw heil, En onderhoud uw geboden;
167Ik volg uw vermaningen op, En bemin ze van harte;
168Ik volbreng uw bevelen, Ja, heel mijn leven ligt voor U bloot!