127Daarom heb ik uw geboden lief, Boven goud en edel metaal;
128Daarom richt ik mij naar al uw bevelen, En haat ik ieder leugenpad.
129Uw vermaningen zijn wondervol, Mijn ziel neemt ze daarom in acht;
130De openbaring van uw woord straalt licht van zich uit, En geeft wijsheid aan de eenvoudigen;