29Ik zal zijn geslacht laten duren voor eeuwig, Zijn troon als de dagen des hemels!
30En mochten zijn zonen mijn wet verzaken, En niet wandelen naar mijn geboden,
31Mijn voorschriften schenden, Mijn bevel overtreden:
32Dan zal Ik wel met de roede hun misdaad bestraffen, En met slagen hun schuld,
33Maar hèm zal Ik mijn gunst niet onthouden, En mijn trouw niet verloochenen.
34Mijn verbond zal Ik nimmer verbreken, Nooit veranderen wat Ik eens heb gezegd;
35Bij mijn heiligheid heb Ik het eens en voor altijd gezworen, En nooit breek Ik David mijn woord!
36Zijn geslacht zal eeuwig bestaan, En zijn troon als de zon voor mijn aanschijn;