4God der heirscharen, Jahweh, Hoelang nog blijft Gij vergramd ondanks het gebed van uw volk!
5Hoelang nog laat Gij ons tranenbrood eten, En tranen drinken bij stromen;
6Maakt Gij ons tot twistappel voor onze buren, En zal onze vijand de spot met ons drijven?
7God der heirscharen, richt ons weer op; Laat uw aanschijn lichten, dat we worden gered!
8Een wijnstok hebt Gij uit Egypte overgebracht, Volkeren uitgetrokken, om hem te planten;