43En toch, wat voor tekenen had Hij in Egypte gedaan, En wonderen in de vlakte van Sóan!
44Hun stromen had Hij in bloed veranderd, En hun beken ondrinkbaar gemaakt;
45Gulzige muggen op hen afgezonden, En kikvorsen, om ze te gronde te richten.
46Hij had hun gewas aan den sprinkhaan gegeven, En aan den schrokker hun vruchten;
47Hun ranken door hagel vernield, Hun moerbei door ijzel;
48Hun vee een prooi der pest gemaakt, Hun kudde een buit der besmetting.