2Als Ik de tijd acht gekomen, Zal Ik een rechtvaardig oordeel houden:
3Al wankelt de aarde met al haar bewoners, Ik zet haar zuilen weer recht!
4Daarom roep ik de hoogmoedigen toe: Weest niet trots, De goddelozen: Steekt de hoorn niet omhoog!
5Steekt uw hoorn tegen de hemel niet op, En spreekt niet hooghartig tegen de Rots!
6Want niet uit het oosten of westen, Niet uit de woestijn komt de glorie!
7Neen, het is God, die zal richten, Den een vernederen, den ander verheffen!