3Ach, richt toch uw schreden naar de onherstelbare puinen; Heel het heiligdom is door den vijand vernield.
4Uw haters joelden in uw heilige tent, En hebben er hun banieren geplant.
5Ze hakten de friezen boven de ingangen stuk, Zoals een bijl in het kreupelhout woedt.
6Ze hebben het drijfwerk in stukken geslagen, Met bijl en houweel het vernield;
7Uw heiligdom in brand gestoken, De woonplaats van uw Naam tot de grond toe ontwijd.