6Daarom hangen ze hoogmoed om als een keten, Bedekt hen geweld als een mantel.
7De misdaad puilt uit hun vet, Hun hart loopt over van slechte gedachten;
8Ze honen en lasteren, En dreigen op hoge toon met geweld.
9Ze zetten een mond op tegen de hemel, En hun tong gaat zich tegen de aarde te buiten.