4Mijn God, red mij uit de hand van den boze, Uit de vuist van tyran en verdrukker.
5Want Gij, o Heer, zijt mijn hoop, Van kindsbeen af mijn vertrouwen, o Jahweh;
6Ik steunde op U van de moederschoot af, Reeds vóór mijn geboorte waart Gij mijn beschermer. In U heb ik altijd gejubeld,
7Zodat ik velen een voorbeeld kon zijn. Gij zijt mijn machtige toevlucht geweest,
8Mijn mond bleef vervuld van uw lof; Zo heb ik uw glorie bezongen, Uw heerlijkheid iedere dag!