18Wil mij ook thans, nu ik oud ben en grijs, Toch nimmer verlaten, o God; Dan zal ik dit geslacht uw arm doen kennen, Heel het komend geslacht uw kracht.
19Uw rechtvaardigheid reikt tot de hemel, o God; Want Gij hebt grote dingen gedaan: wie is U gelijk, o mijn God!
20Wel liet Gij mij veel smarten en rampen verduren, Maar Gij zult mij nu doen herleven,
21Mij optrekken uit de diepten der aarde, Nog meer mij verhogen, en troosten.