24Stort uw gramschap over hen uit, Uw woede moge hen treffen!
25Laat hun kamp tot steppe worden, En niemand hun tenten bewonen.
26Neen, ze vervolgden nog, dien Gij hadt geslagen, En vergrootten de smarten van die door U was gewond;
27Stapel de ene schuld op de andere, Zodat ze niet tot uw gerechtigheid komen;
28Laat ze uit het boek des levens worden geschrapt, Niet worden opgeschreven met de rechtvaardigen.
29Maar hoe ook geplaagd en bedroefd, Uw hulp, o God, zal mij redden!