Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Psalmen - Psalmen 69

Psalmen 69:19-32

Help us?
Click on verse(s) to share them!
19Gij kent toch mijn smaad, mijn schaamte en schande, En al mijn verdrukkers staan U voor ogen;
20Gij weet, hoe de smaad mij het hart heeft gebroken, En hoe vertwijfeld ik ben. Ik wachtte op een, die medelijden had, maar er was er geen, Op troosters, maar ik vond ze niet.
21Ze gaven mij gal in plaats van spijs, En lesten mijn dorst met azijn.
22Hun tafel worde hun tot een val, Hun offergelagen een strik;
23Laat hun ogen worden beneveld, zodat ze niet zien, En ontwricht hun lenden voor immer;
24Stort uw gramschap over hen uit, Uw woede moge hen treffen!
25Laat hun kamp tot steppe worden, En niemand hun tenten bewonen.
26Neen, ze vervolgden nog, dien Gij hadt geslagen, En vergrootten de smarten van die door U was gewond;
27Stapel de ene schuld op de andere, Zodat ze niet tot uw gerechtigheid komen;
28Laat ze uit het boek des levens worden geschrapt, Niet worden opgeschreven met de rechtvaardigen.
29Maar hoe ook geplaagd en bedroefd, Uw hulp, o God, zal mij redden!
30Dan zal ik de Naam van God in liederen prijzen, En Hem loven en danken!
31Dit zal Jahweh meer aangenaam zijn dan stieren, Meer dan varren met horens en hoeven.
32Verheugt u, ongelukkigen, wanneer gij dit ziet; Zoekt naar God, en uw hart leeft weer op.

Read Psalmen 69Psalmen 69
Compare Psalmen 69:19-32Psalmen 69:19-32