5Vrees en ontzetting houden mij beklemd, En de schrik grijpt mij aan.
6Ik dacht: Had ik maar vleugels als een duif, Dan vloog ik heen, om een wijkplaats te vinden;
7Ver, ver weg zou ik vluchten, En een rustoord zoeken in de woestijn.
8Ik zou mij haastig in veiligheid stellen Voor de razende storm,
9Voor de wervelstorm, Heer, En voor de stortvloed van hun tongen. Want ik zie geweld ontketend, En de strijd tegen de stad;
10Dag en nacht trekken ze om haar heen, Over haar wallen. Daarbinnen heerst onrecht en knevelarij,