4Hij nodigt de hemelen uit, daarboven, En de aarde, om zijn volk te richten:
5“Brengt Mij mijn getrouwen bijeen, Die door offers het Verbond met Mij sloten!”
6En de hemelen verkondigen zijn gerechtigheid; Want God begint het gericht.
7Hoor, mijn volk, en laat Mij spreken; Het u betuigen, Israël: Ik Jahweh, uw God:
8Niet om uw offers spreek Ik u vrij, Of om uw brandoffers, Mij zonder ophouden gebracht.
9Neen, Ik heb den stier uit uw stallen niet nodig, En geen bokken uit uw kooien.