9Of zou hij eeuwig blijven leven, En zijn graf niet aanschouwen?
10Neen, men ziet de wijzen sterven, Den dwaas met den domoor vergaan;
11Hun graf is voor altijd hun woning, Hun verblijf van geslacht tot geslacht; En al hebben ze hele landen hun eigen genoemd, Toch laten ze hun schatten voor anderen achter.
12De mens in weelde, die het niet wil begrijpen, Lijkt op vee, dat geslacht wordt.