8Word niet toornig en maak u niet boos, Wind u niet op: gij maakt het maar erger;
9Want de zondaars worden vernietigd, Maar die op Jahweh vertrouwen, bezitten het Land!
10Een ogenblik maar: en de zondaar is er niet meer; Gij zoekt naar zijn plaats: hij is weg.
11Maar de rechtschapenen bezitten het Land, En genieten een heerlijke vrede.
12De zondaar belaagt den rechtvaardige, En knarst tegen hem op zijn tanden;
13Maar de Heer lacht hem uit, Want Hij ziet zijn Dag al nabij.