5In úw handen beveel ik mijn geest. Gij verlost mij, Jahweh, trouwe God,
6Maar Gij haat, die op nietige afgoden hopen. Neen, ik blijf op Jahweh vertrouwen,
7Wil juichen en jubelen in uw genade. Want Gij ziet mijn ellende, En kent de angst van mijn ziel.