14Maar ik blijf op U hopen, o Jahweh, En zeggen: Gij zijt mijn God!
15Mijn lot blijft in uw handen liggen; Verlos mij van mijn vijand en vervolgers.
16Laat uw aanschijn lichten over uw dienaar; Red mij door uw genade.
17Jahweh, laat mij toch niet beschaamd komen staan: Want U roep ik aan. Neen, laat de bozen worden beschaamd en in het dodenrijk varen;