5Laat mij wandelen in uw waarheid, Onderricht mij, want Gij zijt de God van mijn heil. Op U blijf ik altijd vertrouwen, Om uw goedheid, o Jahweh!
6Gedenk uw barmhartigheid, Jahweh; En uw ontferming, want ze zijn eeuwig!
7Wees niet de zonden mijner jeugd en mijn fouten indachtig, Maar blijf mij gedenken naar uw genade.
8Jahweh is goed en minzaam: Daarom wijst Hij de zondaars terecht.
9De nederigen houdt Hij in het rechte spoor, Den eenvoudige toont Hij zijn pad;
10Alle wegen van Jahweh zijn goedheid en trouw, Voor wie zijn Verbond en zijn Wet onderhoudt.
11O Jahweh, om wille van uw Naam, Vergeef mij mijn schuld, hoe groot zij ook is.
12Iedereen, die Jahweh vreest, Leert Hij, welke weg hij moet kiezen: