2Op U blijf ik hopen; laat mij niet worden beschaamd, En den vijand niet de spot met mij drijven.
3Neen, niemand die op U vertrouwt, wordt beschaamd; Alleen de afvalligen worden te schande.
4Jahweh, toon mij uw wegen, En maak mij uw paden bekend;
5Laat mij wandelen in uw waarheid, Onderricht mij, want Gij zijt de God van mijn heil. Op U blijf ik altijd vertrouwen, Om uw goedheid, o Jahweh!