3Neen, Gij tradt hem tegen met rijke zegen, En zette hem een gouden kroon op het hoofd.
4Léven vroeg hij U: Gij hebt het hem geschonken, Lengte van dagen: voor eeuwig en immer.
5Groot is zijn majesteit door uw hulp, Gij hebt hem met glorie en luister getooid;
6Want Gij hebt hem overstelpt met zegen voor immer, Hem met vreugde overstroomd voor uw aanschijn.