9Hij boog de hemel, en daalde neer, Grauwe wolken onder zijn voeten;
10Hij besteeg den Cherub en vloog in het rond, Zwevend op de windewieken.
11Hij sloeg de duisternis als een dek om Zich heen, Donkere nevels, dreigende wolken waren zijn tent;
12En door de gloed, die voor Hem uitging, Braakten zijn wolken hagel en vurige kolen.