36Gij hebt een weg voor mijn stappen gebaand, En mijn voeten wankelden niet.
37Ik vervolgde mijn vijanden, haalde ze in, En keerde niet terug, eer ik ze had verslagen;
38Ik heb ze verpletterd, zodat ze niet opstaan, Maar onder mijn voet blijven liggen.
39Gij hebt mij met kracht omgord tot de strijd, Mijn tegenstanders voor mij doen bukken;
40Gij liet mij de rug van mijn vijanden zien, Mijn haters heb ik verdelgd.