31Wie toch is God, dan Jahweh alleen; Wie een rots, dan alleen onze God!
32God! Hij omgordt mij met kracht, En baant mij een veilige weg;
33Hij maakt mijn voeten vlug als hinden, En doet mij de hoogste toppen beklimmen;
34Hij oefent mijn handen ten strijde, Mijn armen tot het spannen van de koperen boog.
35Zo hebt Gij mij het schild van uw heil gereikt; Uw rechterhand heeft mij gestut, uw goedheid maakte mij groot.
36Gij hebt een weg voor mijn stappen gebaand, En mijn voeten wankelden niet.