10Hij besteeg den Cherub en vloog in het rond, Zwevend op de windewieken.
11Hij sloeg de duisternis als een dek om Zich heen, Donkere nevels, dreigende wolken waren zijn tent;
12En door de gloed, die voor Hem uitging, Braakten zijn wolken hagel en vurige kolen.
13En in de hemel donderde Jahweh, Verhief de Allerhoogste zijn stem;
14Hij schoot zijn pijlen en strooide ze rond, Slingerde zijn bliksems, en joeg ze uiteen.