3Zie, de vijand vervolgt mij, En trapt mijn leven tegen de grond; Hij maakt het nacht om mij heen, Als voor hen, die al lang zijn gestorven.
4Zo hangt er een floers voor mijn geest, En mijn hart is ontsteld in mijn borst.
5Ik denk terug aan de vroegere dagen, Overweeg wat Gij deedt; Ik peins over het werk uwer handen,
6En strek mijn handen naar U uit; Naar U smacht mijn ziel Als een dorstende bodem.