7Jahweh, mijn Heer, Gij zijt mijn machtige Helper, Gij beschut mijn hoofd op de dag van de strijd.
8Jahweh, laat de opzet der bozen niet slagen, Hun aanslag niet lukken.
9Laat mijn belagers hun hoofd niet verheffen, Maar de vloek van hun eigen lippen ze treffen;
10Laat het vurige kolen op hen regenen, In kuilen hen vallen, waaruit ze niet opstaan.
11Moge de kwaadspreker geen voorspoed genieten op aarde, Maar onheil den geweldenaar meedogenloos vervolgen!