5Voordat ik een plaats heb gevonden voor Jahweh, Voor Jakobs Sterke een woning!
6Zie, wij hoorden, dat zij in Efráta was, Wij vonden haar weer in de velden van Jáar;
7Laat ons naar zijn Woning gaan, En ons voor zijn voetbank werpen!
8Jahweh, trek op naar uw rustplaats, Gij zelf en de ark uwer glorie!
9Mogen uw priesters met gerechtigheid worden bekleed, En uw vromen een jubellied zingen!
10Om wille van David, uw dienaar, Wijs het gebed van uw gezalfde niet af!