67Eer ik vernederd werd, dwaalde ik af, Maar nu houd ik mij aan uw bestel;
68Gij zijt goed en doet wèl: Leer mij dan uw inzettingen kennen.
69Onbeschaamden belasteren mij, Want van ganser harte neem ik uw bevelen in acht;
70Lomp als vet is hun hart, Maar ìk vind mijn vreugd in uw wet;
71En het was mij goed, te worden vernederd, Om uw vermaningen te leren verstaan;
72Want de voorschriften van uw mond schat ik hoger, Dan duizenden in goud en zilver!
73Uw handen hebben mij gemaakt en gevormd, Geef mij ook inzicht, om uw geboden te kennen;
74Dan zien, die U vrezen, met vreugd op mij neer, Omdat ik vertrouw op uw woord.
75Ik weet, dat uw oordeel rechtvaardig is, Jahweh, En dat Gij mij naar verdienste kastijdt;