47Ik zal mij aan uw geboden verkwikken, Die ik van harte bemin;
48Tot U zal ik mijn handen verheffen, En uw inzettingen overwegen.
49Gedenk het woord, tot uw dienstknecht gesproken, En waarop Gij mijn hoop hebt gesteld;
50Dit is mijn troost in mijn ellende, Dat uw bestel mij het leven behoudt.
51Al bespotten de bozen mij nog zo vijandig, Toch wijk ik niet af van uw wet;
52Ik blijf uw aloude voorschriften indachtig, En voel mij er door getroost, o Jahweh;