39Wentel de smaad, die ik ducht, van mij weg, Want uw voorschriften blijven voortreffelijk.
40Zie, ik hunker naar uw bevelen, Laat mij door uw gerechtigheid leven!
41Moge uw genade mijn deel zijn, o Jahweh, En uw heil naar uw bestel;
42Dan zal ik mijn lasteraars te woord kunnen staan, Want ik vertrouw op uw woord;