35Laat mij het pad uwer geboden betreden, Want dat is mijn vreugd.
36Neig mijn hart naar uw vermaningen, En niet naar gewin;
37Wend mijn ogen van de ijdelheid af, En laat mij leven naar uw woord.
38Doe uw bestel aan uw dienstknecht gestand, Dat Gij beschikt hebt voor hen, die U vrezen;
39Wentel de smaad, die ik ducht, van mij weg, Want uw voorschriften blijven voortreffelijk.
40Zie, ik hunker naar uw bevelen, Laat mij door uw gerechtigheid leven!
41Moge uw genade mijn deel zijn, o Jahweh, En uw heil naar uw bestel;
42Dan zal ik mijn lasteraars te woord kunnen staan, Want ik vertrouw op uw woord;
43Neem het woord der waarheid niet geheel uit mijn mond, Want ik wacht uw voorschriften af.