112En ik heb er mijn hart op gezet, Naar uw inzettingen te leven voor eeuwig en immer!
113Ik haat halfslachtige wezens, Maar uw wet heb ik lief;
114Gij zijt mijn schuts en mijn schild, Ik vertrouw op uw woord;
115Weg van mij, zondaars, Laat mij de geboden van mijn God onderhouden!
116Sterk mij naar uw bestel, opdat ik blijf leven, En laat mijn hoop niet worden beschaamd;
117Stut mij, opdat ik worde gered, En mij altijd aan uw bevelen verkwikke.
118Wie uw inzettingen verlaten, zijn U een gruwel, Want ze bedenken enkel leugens;