106Ik heb gezworen, en zal het gestand doen, Uw rechtvaardige voorschriften te onderhouden.
107Ach, Jahweh, ik ga zo diep gebukt, Wek mij ten leven naar uw bestel;
108Wil de offeranden van mijn mond aanvaarden, o Jahweh, En onderricht mij in uw geboden.
109Al zweeft mijn leven in voortdurend gevaar, Toch vergeet ik nimmer uw wet;
110En al leggen de bozen mij strikken, Van al uw bevelen wijk ik niet af.
111Uw vermaningen blijven mijn erfdeel voor eeuwig, Want ze zijn de vreugd van mijn hart;
112En ik heb er mijn hart op gezet, Naar uw inzettingen te leven voor eeuwig en immer!
113Ik haat halfslachtige wezens, Maar uw wet heb ik lief;
114Gij zijt mijn schuts en mijn schild, Ik vertrouw op uw woord;
115Weg van mij, zondaars, Laat mij de geboden van mijn God onderhouden!
116Sterk mij naar uw bestel, opdat ik blijf leven, En laat mijn hoop niet worden beschaamd;