19Hij zei hun: Wat dan? Ze zeiden Hem: Het betreft Jesus van Názaret, die een profeet was, machtig in werk en in woord, voor God en voor het hele volk,
20en dien onze opperpriesters en oversten ter dood hebben overgeleverd en gekruisigd.
21Wij zelf hadden gehoopt, dat Hij het was, die Israël zou verlossen; maar met dat al is het nu reeds de derde dag, sinds dat alles gebeurd is.
22Toch hebben enige vrouwen, die bij ons behoren, ons doen ontstellen. Ze waren in de vroegte bij het graf gekomen,