33Aan de ingang van het Heilige maakte hij een rechthoekig deurkozijn van olijfhout
34met twee deuren van cypressenhout, die elk twee toeslaande vleugels hadden;
35hij sneed er cherubs, palmbomen en bloemslingers in, en belegde dit beeldhouwwerk met dun geslagen goud.
36Ook bouwde hij de ringmuur van het binnenvoorhof: drie lagen gehouwen steen met één laag balken van cederhout.
37In het vierde jaar, in de maand Ziw, werden de grondslagen van de tempel van Jahweh gelegd,