Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Hooglied - Hooglied 2

Hooglied 2:11-17

Help us?
Click on verse(s) to share them!
11Want zie, de winter is voorbij, De regen is voorgoed verdwenen.
12De bloemen prijken op het land, Men hoort de duiven al kirren;
13De vijg kleurt reeds zijn jonge vrucht, De wingerds bloeien en geuren. Sta op, mijn geliefde, Mijn schone, kom mede;
14Mijn duifje in de spleten der rotsen, In de holen der klippen! Laat mij zien uw gelaat, Laat mij horen uw stem; Want uw stem is zo zoet, Uw gelaat is zo lief.
15Vangt ons de jakhalzen De kleine vossen, Die de tuinen vernielen, Ofschoon onze wijngaard al bloeit.
16Want mijn beminde is mijn, en ik van hem: Hij is het, die in de leliën weidt,
17Totdat de dag is afgekoeld En de schaduwen vlieden! Blijf hier, mijn beminde, En doe zoals de gazel Of het jong van het hert Op de balsembergen!

Read Hooglied 2Hooglied 2
Compare Hooglied 2:11-17Hooglied 2:11-17