2Toen keerde Ezekias zijn gezicht naar de muur en bad tot Jahweh:
3Ach Jahweh, denk er toch aan, hoe ik trouw en in oprechtheid des harten voor U heb geleefd, en steeds heb gedaan, wat U aangenaam was. En Ezekias barstte in tranen uit.
4Isaias had de binnenhof nog niet verlaten, of het woord van Jahweh werd tot hem gericht: