2Van het lachen zei ik: Dwaas, En van de vreugde: Wat heeft het voor nut.
3Ik vatte het plan op, mijn lichaam met wijn te verkwikken, Maar tevens mijn hart te laten leiden door de wijsheid, En zo de dwaasheid te zoeken, Totdat ik zou weten, wat goed is voor de mensen, Om het heel hun leven te doen onder de zon.
4Grote werken bracht ik tot stand: Ik bouwde mij huizen, plantte mij wijngaarden;