28Daar komt hij bij Ajját, trekt Migron voorbij, Mikmas vertrouwt hij zijn legertros toe;
29Ze trekken de pas door, Slaan hun kamp op in Géba; Rama siddert van angst, Géba van Saul neemt de vlucht!
30Gil, dochter van Gallim, Lajsja let op! Anatot bukt zich, Madmena vlucht.
31Het volk van Gebim stuift weg,