Text copied!
Bibles in Dutch

Spreuken 30:9-21 in Dutch

Help us?

Spreuken 30:9-21 in De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939

9 Opdat ik U in mijn overvloed niet verloochene En zeggen durf: “Wie is Jahweh!” Of in mijn armoede niet tot stelen kom, En mij vergrijp aan de Naam van mijn God.
10 Belaster een knecht niet bij zijn meester; Anders vloekt hij u, en boet gij ervoor.
11 Wee het geslacht, dat zijn vader vloekt, En zijn moeder niet eert;
12 Het geslacht, dat zich onschuldig waant, Maar niet eens is schoongewassen van zijn vuil;
13 Het geslacht dat uit de hoogte neerziet, En de wenkbrauwen optrekt;
14 Het geslacht, met tanden als zwaarden En kiezen als messen, Om den arme van de aarde weg te vreten, En den behoeftige weg van zijn grond.
15 De bloedzuiger heeft twee dochters, Ze heten: Hap, hap! Drie dingen zijn niet te verzadigen; Vier dingen zeggen nimmer: genoeg!
16 De onderwereld, De onvruchtbare moederschoot, Het land, dat water te kort komt, Het vuur, dat nooit “genoeg” zegt.
17 Een oog, dat met vader spot, En met de gehoorzaamheid aan moeder lacht: De raven van het dal zullen het uitpikken, De jonge arenden het opvreten.
18 Drie dingen zijn mij te wonderlijk, Vier dingen begrijp ik niet:
19 De weg van een arend door de lucht, De weg van een slang over de rots, De weg van een schip midden door zee, En de weg van een man naar een meisje.
20 Maar dit is de weg van een overspelige vrouw: Ze eet, veegt zich de mond af, En zegt: Ik heb geen kwaad gedaan.
21 Onder drie dingen beeft de aarde, Onder vier dingen houdt ze het niet uit:
Spreuken 30 in De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939