Text copied!
Bibles in Dutch

Spreuken 30:11-25 in Dutch

Help us?

Spreuken 30:11-25 in De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939

11 Wee het geslacht, dat zijn vader vloekt, En zijn moeder niet eert;
12 Het geslacht, dat zich onschuldig waant, Maar niet eens is schoongewassen van zijn vuil;
13 Het geslacht dat uit de hoogte neerziet, En de wenkbrauwen optrekt;
14 Het geslacht, met tanden als zwaarden En kiezen als messen, Om den arme van de aarde weg te vreten, En den behoeftige weg van zijn grond.
15 De bloedzuiger heeft twee dochters, Ze heten: Hap, hap! Drie dingen zijn niet te verzadigen; Vier dingen zeggen nimmer: genoeg!
16 De onderwereld, De onvruchtbare moederschoot, Het land, dat water te kort komt, Het vuur, dat nooit “genoeg” zegt.
17 Een oog, dat met vader spot, En met de gehoorzaamheid aan moeder lacht: De raven van het dal zullen het uitpikken, De jonge arenden het opvreten.
18 Drie dingen zijn mij te wonderlijk, Vier dingen begrijp ik niet:
19 De weg van een arend door de lucht, De weg van een slang over de rots, De weg van een schip midden door zee, En de weg van een man naar een meisje.
20 Maar dit is de weg van een overspelige vrouw: Ze eet, veegt zich de mond af, En zegt: Ik heb geen kwaad gedaan.
21 Onder drie dingen beeft de aarde, Onder vier dingen houdt ze het niet uit:
22 Onder een slaaf, wanneer hij koning wordt; Onder een dwaas, als hij genoeg te eten heeft;
23 Onder een oude vrijster, die nog een man vindt; En onder een slavin, die haar meesteres verdringt
24 Vier dingen zijn de kleinste op aarde; Toch zijn ze wijzen te slim af!
25 De mieren: het is een volk zonder kracht, Maar ‘s zomers vergaart het zijn voedsel;
Spreuken 30 in De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939