25 In de val loopt hij, die ijlings “Heilig” roept En eerst ná zijn geloften overlegt.
26 Een wijs koning zift de bozen uit, En laat het rad over hen heengaan.
27 Jahweh slaat de geest der mensen gade En doorzoekt alle schuilhoeken der ziel.
28 Liefde en trouw beschermen den koning, Op rechtvaardigheid stut hij zijn troon.
29 Het sieraad der jongemannen is hun kracht, Grijze haren zijn de pronk van de ouderdom.
30 Bloedige striemen polijsten het hart, Slagen de schuilhoeken der ziel.